In gesprek met professor Bas Zwaan ontdekt Victor Chevallier in podcast nummer 4 van Erfelijkheidsleer voor Ongelovigen dat de geleerden het eens zijn dat de evolutieleer nog veel ruimte biedt voor wetenschappelijke ontwikkelingen. Na Darwin volgde een hele batterij geleerden, zij nuanceerden, verbeterden en hebben de theorie verder uitgebreid. Als een paal boven water staat dat dat evolutie vooral wel vaart bij veel tijd…
Professor Bas Zwaan gaat met Victor Chevallier door de theorie en de praktijk van de erfelijkheidsleer. De monnik Gregor Mendel kruiste in het midden van de 19e eeuw verschillende variëteiten van de erwtenplant Pisum sativum. Dat was om onderzoek te doen naar de overerving van de verschillende eigenschappen van de erwt. Door hem gevonden wetmatigheden bleken ook op te gaan voor het grootste deel van de overerving in andere soorten en in de mens. Vandaar de naam “Mendeliaanse overerving” genoemd. Mendel had geen idee van DNA, genen of chromosomen. Wat hij een “factor” noemde, heet nu een gen. Zwaan en Chevallier hebben het in het voorbijgaan over andere geleerden die een belangrijke bijdrage leverden, zoals Fischer in 1928 en Von Humbold. Daarbij duiken ook vragen op als: “Stammen we echt af van de apen?” En ook: “Zijn alle soorten geschapen door God?”. Mutatie en recombinatie passeren ook de revue. En zo ontstaat een bont palet aan toevallige ontwikkelingen in de genetica.